5. Kabaal in het bos

Er was eens een kaboutertje.
Zijn naam was Flip.
Hij woonde in een paddenstoel.
In de paddenstoel zat een piepklein deurtje.
En een piepklein raampje.


Naast Flip woonde zijn beste vriend.
Zijn naam was Bas.
Bas was een konijntje en woonde in een hol.
Flip en Bas beleefden samen de mooiste avonturen.

Op een dag waren er mensen in het bos.
Mensen die paddenstoelen aan het plukken waren.
Bas had ze gezien.
Ze hadden al een hele mand vol.

Hij waarschuwde Flip.
Wat moesten ze doen?
Flip was bang.
Straks zouden ze zijn huisje nog plukken.
Waar moest hij dan naar toe?

Ze moesten een plan bedenken om de mensen weg te jagen.
Flip dacht hard na.
En ineens wist hij het.
Ze zouden doen alsof het spookte in het bos.

Daarvoor hadden ze hulp nodig.
Hulp van de andere konijnen.
En ook van Arie de uil.



Arie woonde vlakbij, hoog in een boom.
Terwijl Bas heel snel de andere konijnen in het bos optrommelde, ging Flip naar Arie.
Arie kon samen met de andere uilen zulke angstaanjagende geluiden maken; daar werd iedereen bang van!

Heel snel waren er wel honderd konijnen en uilen bij elkaar gekomen.
Samen zouden ze heel veel kabaal maken.

Flip telde af: “drie, twee, één...”
De konijnen begonnen te stampen met hun achterpoten.
En de uilen schreeuwden “Oehoe, oehoe, oehoe!”
Het was een verschrikkelijke herrie.

Het bos begon te trillen.
De mensen, die al heel dichtbij waren, schrokken heel erg.
Ze lieten het mandje met paddenstoelen vallen.
Zo snel als ze konden renden ze het bos uit.

Flip was heel blij.
Het was gelukt.
Hij bedankte al zijn vrienden.
De mensen waren zo bang geworden.
Die zouden vast niet meer terugkomen.
Nu kon hij rustig gaan slapen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten